Inhalt

Zerstörungen, Herrschaftswechsel

Eroberung 1713
Zerstörungen von Städten waren und sind keine Seltenheit. Brachen früher oft Stadtbrände aus, ein solcher zerstörte 1475 Teile der Stadt Geldern, so brachten und bringen Kriege großes Leid und Zerstörung über Städte und ihre Bewohner. So auch in Geldern: Burgunderherzöge, Generalstaaten, spanische, französische und preußische Könige sandten ihre Heere. Die Stadt selbst musste auch Aufgebote schicken, um andere Länder anzugreifen und andere Städte zu belagern und einzunehmen. All dies, um meist dynastisch begründete Herrschaftsansprüche durchzusetzen oder strategische und wirtschaftliche Vorteile zu erringen.

Für die Stadt Geldern und das Oberquartier, also den Teil des Herzogtums Geldern, in dem es sich befand, bedeutete eine Eroberung immer unmittelbare Probleme und auch dauerhafte Folgen, wenn mit ihr ein Wechsel des Landesherrn einging. Zwei solcher Ereignisse verdienen aufgrund ihrer Bedeutung einen genaueren Blick: 1543 und 1703. Seit 1538 der letzte direkte Herzog von Geldern verstorben war, tobten diplomatische und tatsächliche Feldzüge. Als 1543 Kaiser Karl V. als Enkel der Maria von Burgund seinen Anspruch auf das Herzogtum Geldern durchsetzte, musste er Geldern gar nicht belagern und erobern.

Philipp II. von Spanien, gemalt von Alonso Sánchez CoelloDie Eroberung und Plünderung Dürens, Stadt seines Widersachers Wilhelm von Jülich-Kleve-Berg, und die Belagerung Venlos genügten, um Wilhelm in die Knie zu zwingen. Ohne einen Schuss auf Geldern abzufeuern, wurde Karl als Herzog anerkannt. Das Herzogtum Geldern fiel zusammen mit den anderen süd- und nordniederländischen Provinzen an Karls Sohn, Philipp II. von Spanien und damit an die spanischen Habsburger. Geldern wurde Teil des weltumspannenden spanischen Reichs und den Spanischen Niederlanden zugerechnet.  Die althergebrachten Rechte, kulturellen und wirtschaftlichen Beziehungen zum nahegelegenen Venlo, nach Roermond, dem Sitz eines neuen Bistums und einer regionalen Regierung blieben erhalten. Brüssel wurde Hauptstadt der Spanischen Niederlande. Geldern war kulturell niederländisch und konfessionell streng katholisch.

Im Jahre 1703 wurden mit der Eroberung durch den frischgebackenen preußischen König - Kurfürst Friedrich III. von Brandenburg hatte sich erst 1701 selbst zum König in Preußen ernannt - schlagartig viele der Beziehungen gekappt. Friedrich hatte die Auseinandersetzungen, die als Spanischer Erbfolgekrieg 1701 bis 1714 in die Geschichtsbücher eingingen, genutzt, um ohne das Feigenblatt dynastischer Ansprüche einen Teil des alten Oberquartiers Geldern zu erobern. Monatelang belagerte das preußische Heer die Stadt und Festung und bombardierte beides schließlich acht Tage lang im Oktober 1703. Nach der Kapitulation Ende Dezember zogen die spanischen Truppen mit allen Ehren aus Geldern ab. Geldern war nun besetzt und in Grund und Boden zerschossen. Der Wiederaufbau währte lange: das zerstörte gotische Rathaus wurde erst 20 Jahre später durch einen Neubau ersetzt. Auch kleinere Wiederauf- oder eigentlich eher Neubauten, wie die Kapuzinerkirche zogen sich über ein Jahrzehnt. In der Folge wurde die Stadt mit neuen Bauten versehen, so dass sie zu Beginn des 20. Jahrhunderts ein gepflegtes und charmantes Stadtbild mit Gebäuden des 18. und 19. Jahrhunderts auf mittelalterlichen Grundrissen aufwies.

Da ein Kräfteausgleich zwischen dem französischen Königshaus und den österreichischen Habsburgern als stärksten Prätendenten auf den spanischen Thron und damit auch die Spanischen Niederlande notwendig war, wurde im Vertrag von Utrecht die gigantische Erbmasse aufgeteilt. Das Oberquartier diente als Puffer und wurde zwischen Preußen, Österreichern und den Generalstaaten der Niederlande aufgeteilt. Stadt und Amt Geldern und einige weitere Teile fielen den Preußen zu, die weiteren Spanischen Niederlande im Süden erhielten die Österreicher. Die Generalstaaten bekamen immerhin eine Reihe von Festungen zwischen den Preußen und den Österreichern, darunter Venlo. Mit Ausnahme der kurzzeitigen Besetzung Gelderns durch französische Truppen im Siebenjährigen Krieg blieb es bis zum Einmarsch der französischen Revolutionstruppen 1794 unter der Landesherrschaft der Preußenkönige, allerdings unter dem Titel als Herzöge von Geldern, denn die althergebrachten Gesetze und Gebräuche mussten sie zu ihrem Ärger anerkennen. Erst die Eingliederung in den französischen Staat schaffte die geldrischen Gesetze ab. Wirklich preußisch wurde Geldern dann ab 1815 – aber das ist eine andere Geschichte.

Nederlands

Verwoestingen en gezagswisselingen

Verwoestingen van steden waren en zijn geen zeldzaamheid. In het verleden werd menige stad getroffen door grote branden, zoals Geldern bijvoorbeeld in 1475 overkwam, toen delen van de stad afbrandden. Daarnaast brachten en brengen oorlogen vroeger en nu nog steeds veel leed en verwoesting over steden en hun inwoners. Ook dit was het geval in Geldern: Bourgondische hertogen, de Haagse Staten-Generaal, Spaanse, Franse en Pruisische koningen stuurden hun legers. De stad zelf ontkwam soms ook niet aan de dwang tot het leveren van manschappen en materieel om andere landen aan te vallen en steden te belegeren en te bezetten. Dit alles meestal om op dynastieke overwegingen gebaseerde machtsaanspraken kracht bij te zetten of om strategische en economische voordelen te behalen.

Voor de stad Geldern en het Overkwartier, zoals het deel van het hertogdom Gelre waarin Geldern lag werd genoemd, leidde een verovering niet alleen altijd tot directe  problemen, maar – zeker als de inname ook met een machtswisseling gepaard ging - doorgaans ook tot langdurige gevolgen.  Twee van zulke gebeurtenissen verdienen een nadere beschouwing vanwege hun grote betekenis. Ze vonden plaats in 1543 en 1703.

Sinds het overlijden van de laatste hertog uit het Gelderse huis in 1538, woedden er in de regio zowel diplomatieke als militaire campagnes. Toen keizer Karel, kleinzoon van Maria van Bourgondië, in 1543 aanspraak maakte op het hertogdom Gelre, hoefde hij de stad Geldern niet eens te belegeren en te veroveren. De verovering en plundering van Düren, de stad van zijn tegenstander Willem van Gulik-Kleef-Berg, de nieuwe hertog van Gelre, alsmede het beleg van Venlo waren overtuigend genoeg om Willem op de knieën te dwingen. Zonder een schot te lossen op Geldern, werd Karel erkend als hertog. Het hertogdom Gelre kwam samen met de andere zuidelijke en noordelijke Nederlandse provincies in handen van Karels zoon, Filips II van Spanje, en dus van de Spaanse Habsburgers. Als deel van de Spaanse Nederlanden werd Geldern onderdeel van het Spaanse wereldrijk. De reeds lang bestaande lokale rechten werden gehandhaafd, de culturele en economische banden met het nabijgelegen Venlo bleven, evenals de relatie met Roermond en de aldaar gevestigde regionale instituties, waaronder het nieuwe bisdom. Nieuw was de band met Brussel, de hoofdstad van de Spaanse Nederlanden. Geldern was cultureel Nederlands en confessioneel strikt katholiek.

Veel van die banden werden in 1703 verbroken, toen de net aangetreden Pruisische koning - keurvorst Frederik III van Brandenburg had zichzelf in 1701 tot koning van Pruisen benoemd – Geldern veroverde.  Frederik had gebruik gemaakt van de conflicten die de periode van 1701 tot 1714 domineerden en de geschiedenisboeken  ingingen als de Spaanse Successieoorlog,  om een deel van het oude Overkwartier van Gelre te veroveren zonder daarbij gebruik te maken van dynastieke voorwendselen.  Maandenlang belegerde het Pruisische leger de stad en de vesting; in oktober 1703 volgde een bombardement van acht dagen lang. Na de overgave eind december trokken de Spaanse troepen zich eervol terug uit het kapotgeschoten Geldern, dat nu door de Pruisen werd bezet. De wederopbouw kostte veel tijd: het verwoeste gotische stadhuis werd pas 20 jaar later vervangen door een nieuw gebouw. Kleinere herstelwerkzaamheden, zoals de herbouw van de Kapucijnenkerk, duurden ook meer dan een decennium. In de tijd daarna verrezen er veel nieuwe gebouwen,  zodat de stad aan het begin van de 20e eeuw een keurig en charmant stadsbeeld bezat, met veelal op middeleeuwse fundamenten steunende 18e- en 19e-eeuwse gebouwen.

Bij de Vrede van Utrecht (1713) werd de gigantische erfenis van de Spaanse troon, waaronder ook de Spaanse Nederlanden, verdeeld tussen de twee sterkste troonpretendenten, het Franse koningshuis en de Oostenrijkse Habsburgers. Op die manier werd een noodzakelijk machtsevenwicht tot stand gebracht.  Het Overkwartier diende als buffer en werd verdeeld tussen Pruisen, de Oostenrijkers en de Staten-Generaal der Nederlanden. De stad en het ambt Geldern en enkele andere delen van het Overkwartier kwamen in handen van de Pruisen, terwijl de rest van de Spaanse Nederlanden in het zuiden naar de Oostenrijkers ging. De Staten-Generaal verkregen enkele strategisch gelegen vestingen, waaronder Venlo. Met uitzondering van de korte bezetting  door Franse troepen tijdens de Zevenjarige Oorlog, bleef Geldern  tot de invasie van de Franse revolutionaire troepen in 1794 onder de soevereiniteit van de Pruisische koningen. Omdat die gedwongen waren de oude wetten en gebruiken te erkennen, moesten die tot hun grote ergernis hun bestuur uitoefenen als hertogen van Gelre.  Het Gelders recht werd pas afgeschaft bij de inlijving door de Fransen. Echt Pruisisch werd Geldern pas in 1815 - maar dat is een ander verhaal.